Preekarchief

Via de filteroptie ‘Toon filter’ bovenaan kunnen de preken gefilterd worden op predikant, Bijbelboek, serie, dienst en datum. Door op de titel (tekst) van de preek te klikken wordt er meer informatie over de preek getoond en is er de mogelijkheid om de preek te downloaden.

Heidelbergse Catechismus Zondag 16 (Romeinen 6:1-14)

ds. B.L.C. Aarnoudse, 7 juli 2024
Deel van de Heidelbergse Catechismus serie, gepreekt in een Zondag Middag dienst

1. De doding van de oude mens.
2.Het leven als een offer.
3.Zekerheid en troost bij aanvechting.

Tags:

Eerder: Zelfde dag: Later:
« Nehemia 1:1-4 Nehemia 1:5-2:8 Heidelbergse Catechismus Zondag 17 »

Romeinen 6:1-14

1Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde? 2Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven? 3Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? 4Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden. 5Want indien wij met Hem een plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding; 6Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen. 7Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde. 8Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven; 9Wetende, dat Christus, opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft; de dood heerst niet meer over Hem. 10Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode. 11Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere. 12Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden deszelven lichaams. 13En stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levende geworden zijnde, en stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid. 14Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade. (SV)